Effectiever tutorlezen

tekst Inez van Goor

www.praxisbulletin.nl, jaargang 29, nummer 2

Inleiding

Wanneer uw school tutorlezen wil gaan gebruiken als remediërend programma voor zwakke lezers wilt u er uiteraard voor zorgen dat dit zo effectief mogelijk plaatsvindt. Maar ook als u al enkele jaren met tutorlezen bent gestart kan op een gegeven moment de vraag rijzen of deze aanpak nog steeds effectief is en of het tutorlezen aangescherpt of verbeterd kan worden. Dit artikel is een beknopte weergave van de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek dat ik deed tijdens de masteropleiding "remedial teaching". Doel van het onderzoek was om tutorlezen zo effectief mogelijk te maken. In dit artikel worden tips en adviezen gegeven om dit te bewerkstelligen.

Een stukje theorie

Voor ik begin met de praktische kant van tutorlezen is een stukje begripsverduidelijking op zijn plaats. Bij het begrip "tutorlezen" ben ik uitgegaan van de definitie die Peeters (2002) hier voor geeft: "Een kind met een hogere leesvaardigheid (=tutor) leest samen met een kind met een lagere leesvaardigheid (=tutee). De leesvorderingen tussen tutor en tutee verschillen minimaal 2 AVI-niveaus. Het niveau van de tutor is minimaal AVI 5 om voldoende vaardigheid te hebben in het voorlezen".

Algemene organisatorische voorwaarden

De frequentie waarmee het tutorlezen plaatsvindt is belangrijker dan de duur van het lezen: het is effectiever om uw leerlingen vier keer kort dan twee keer lang te laten lezen (Vernooy, 2007). Om de leerling gemotiveerd en taakgericht te houden adviseert Vosse (1994) om de leessessies niet langer dan 15 minuten te laten duren.

Tutorlezen vindt bij voorkeur plaats aan het begin van de ochtend of middag. De kinderen die niet tutorlezen kunnen dan stillezen in de klas. Dit zorgt voor rust in de school, omdat het voor iedereen duidelijk is dat de (mid-)dag begint met lezen (Vlastuin, 2004). Uiteraard zorgt u voor een rustige plek voor de leesparen om zo geconcentreerd mogelijk te kunnen oefenen, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de eigen klas. U kijkt zelf welke plek in uw school hier het meest geschikt voor is, zoals bijvoorbeeld de gang of de overblijfruimte.

De totaal benodigde tijdsduur van het programma is 6-8 weken, afhankelijk van de resultaten van de tutees en de motivatie van de tutoren en de tutees (Vosse, 1994).

De manier waarop gelezen wordt

U kunt er natuurlijk voor kiezen om de tutor en de tutee om-de-beurt een bladzij uit een boek te laten lezen. Volgens Smits en Braams (2006) is deze werkwijze echter niet effectief genoeg. Beter is het om een tekst (een bladzij) meerdere keren herhaald te laten lezen waarbij de tutor begint, zodat de tutee een voorbeeld heeft van hoe de tekst gelezen moet worden. Dit wordt ook wel model lezen genoemd. Het herhaald lezen en model lezen bevordert zowel de woordherkenning als de vloeiendheid.

Nadat de tutor de tekst aan de tutee voorgelezen heeft kan de tekst ter extra ondersteuning ook eerst samen gelezen worden, bijvoorbeeld door om de beurt een zin te lezen of door de tekst tegelijk te lezen (koorlezen), voordat de tutee de tekst alleen leest. Dit zorgt ook voor afwisseling tijdens het herhaaldelijk lezen van de tekst. Praten over de tekst helpt ervoor te zorgen dat de tutee meer betrokken is.

Ook is het belangrijk om afspraken te maken over de manier van foutcorrectie. Wanneer hier geen afspraken over zijn gemaakt kiest menig tutor ervoor om een leesfout direct mondeling te verbeteren. De tutee kan hier onzeker door worden wat het zelfvertrouwen kan ondermijnen. Even wachten (tot het einde van de zin) voor de fout aangegeven wordt kan dit voorkomen. Zo krijgt de tutee de gelegenheid om de fout zelf op te merken. De fout aanwijzen heeft de voorkeur boven de fout noemen. Dit bevordert de mogelijkheid tot zelfcorrectie (Osborn & van Lehr, 2003). De zin wordt daarna in zijn geheel door de tutee herhaalt. Dit is belangrijk voor het tekstbegrip.

De tutor moet tevens positieve feedback geven aan de tutee, zowel tijdens als na het lezen.

Vaardigheden van de tutor/tutee

Zoals in de gegeven definitie van tutorlezen al duidelijk werd geldt als voorwaarde met betrekking tot de leestechniek dat de tutor 2 Avi-niveau"s hoger leest dan de tutee en een minimum leesniveau van Avi 5 heeft. Dit betekent voor de tutee een minimum leesniveau van Avi 3.

Naast de leestechnische vaardigheden zijn sociale vaardigheden van belang. De tutoren/tutees moeten zich goed kunnen gedragen zonder aanwezigheid van een leerkracht en de tutor moet ervoor open staan een jonger kind (de tutee) te helpen. Daarnaast moet de tutor in staat zijn om met de tutee te lezen op de manier die met de leerkrachten op school is afgesproken. De tutee moet op zijn beurt bereid zijn om instructie en feedback van de tutor te ontvangen (Wright & Clearly, 2006). Verder moeten de tutoren/tutees over samenwerkingsvaardigheden beschikken als naar elkaar luisteren en vriendelijk op elkaar reageren. Als u tijdens het tutorlezen wel eens rondgelopen heeft weet u dat deze sociale vaardigheden niet zo vanzelfsprekend zijn als ze in eerste instantie misschien lijken.

Rol van de leerkracht

De leerkracht besluit op grond van de leesresultaten (toetsgegevens en eigen observaties) welke kinderen uit zijn groep voor tutorlezen in aanmerkingen komen. Meestal zijn dit de leerlingen die ondanks extra instructie door de leerkracht nog steeds een D of E score halen voor de leestoetsen en/of niet op het gewenste Avi-niveau lezen (Onderwijsinspectie, 2003). De leerkracht zorgt dat de instructie afgestemd wordt op de specifieke leesproblemen van de leerling en stelt deze indien nodig gedurende het tutorlezen op grond van de leesvorderingen bij.

Naast het afnemen van Citotoetsen en de Avi-toets raden Smits en Braams (2006) aan om wekelijks een "running record" (leesanalyse) te maken (voor een voorbeeld zie www.dyslectische kinderen.nl) en tijdens het tutorlezen regelmatig langs te lopen om het leesgedrag te observeren. Dit voorkomt dat er onnodig lang met tutorlezen doorgegaan wordt waardoor de motivatie voor het tutorlezen afneemt. Het voeren van een leesgesprek met de tutee kan helpen om het doel van de leeshulp te bepalen en/of zicht te krijgen op de leesbeleving van de leerling zelf en werkt tevens motiverend voor de leerling (Routman, 2003). Het is ook belangrijk voor de motivatie dat de leesparen in overleg met de betreffende leerkrachten en/of de intern begeleider nauwkeurig samengesteld worden en dat er regelmatig gekeken wordt of de samenwerking nog werkt.

De leerkracht zorgt dat er samenhang is tussen de wijze waarop in de groep en bij het tutorlezen gelezen en feedback gegeven wordt (zie "de manier waarop gelezen wordt").

Tutortraining

Voor het tutorlezen van start gaat, volgen de tutoren een training om te leren hoe de tutees begeleid moeten worden. In de training komen zowel de sociale vaardigheden (bijvoorbeeld hoe de tutor de tutee uit de klas op moet halen) als de pedagogisch-didactische vaardigheden (bijvoorbeeld de foutcorrectie en het geven van positieve feedback) aan de orde (Vosse, 1994). De training kan na of onder schooltijd plaatsvinden en wordt over twee of meer lessen verspreid. De hoeveelheid lessen is afhankelijk van de hoeveel tijd die de school per les in kan ruimen. Wanneer gekozen wordt voor langere lessen moeten volgens Klaassen (1999) twee lessen kunnen volstaan. De eerste les duurt dan 1,5 uur. In deze les worden alle benodigde vaardigheden met behulp van een rollenspel of een filmpje gedemonstreerd. De tweede les duurt 1 uur en is bedoeld om de in les 1 gedemonstreerde vaardigheden in te oefenen (Klaassen, 1999). Wanneer gekozen wordt voor kortere lessen zouden volgens Vosse (1994) zes lessen van een half uur moeten volstaan. Een mogelijke indeling van de lessen zou dan kunnen zijn: ophalen en terugbrengen van de tutee, reageren op fouten, complimenteren, foutcorrectie, feedback geven en tenslotte het inoefenen van de vaardigheden die in de voorafgaande lessen met behulp van een rollenspel of een filmpje gedemonstreerd zijn.

Stimulerende boeken/teksten

Om frustraties tijdens het tutorlezen te voorkomen adviseert Klaassen (1999) om teksten te gebruiken, die aansluiten bij de interesse, het leesniveau en de leerdoelen van de leerling. Volgens Smits en Braams (2006) kan de leerkracht het beste hulp bieden bij de boekkeuze door erop toe te zien dat de zwakke lezer een tekst op of iets boven het hoogste instructieniveau (het hoogste Avi-niveau waarop het kind mét hulp kan lezen) uitkiest. Ambruster e.a. (2003) benadrukken dat rekening gehouden moet worden met de lengte van de tekst (50-200 woorden), zeker wanneer bij het tutorlezen met behulp van herhaald lezen gewerkt wordt aan het verbeteren van de vloeiendheid.

Ondersteunende materialen

Peeters (2002) raadt aan om bij het tutorlezen een "leeskaart" te laten gebruiken. Dit is een blad waarop de tutor zijn bevindingen en die van de tutee noteert. De leeskaart wordt gebruikt om het tutorlezen aan het einde van de week en/of aan het einde van een periode (6-8 weken) te evalueren. Als blijkt dat de tutor niet goed weet wat op de leeskaart ingevuld kan worden geeft de leerkracht aan waar de tutor bij de tutee op kan letten (bijvoorbeeld op het correct lezen van woorden) en geeft de leerkracht suggesties wat de tutor hierover in kan vullen (bijvoorbeeld hoeveel fouten er in een tekstgedeelte gelezen zijn en of de tutee op punten en komma"s let).

Een instructiekaart waarop precies staat wat de tutor voor, tijdens en na het lezen moet doen is volgens Klaassen (1999) nodig om te zorgen dat er volgens afspraak gelezen blijft worden. Om te leren hoe de tutor moet corrigeren, is een kaart (een geplastificeerd blad) met daarop de correctieprocedure raadzaam. Op deze kaart staat weergegeven wat de tutor kan doen als de tutee een fout leest (5 sec. wachten, voorzeggen, zin laten herhalen, compliment geven, verder lezen).

Het gebruik van deze ondersteunende materialen kan in de tutortraining aan bod komen.

Evaluatie

De leerkrachten evalueren aan het eind van iedere week kort met de tutoren/tutees in hun groep hoe het tutorlezen is gegaan. In deze evaluatie wordt gevraagd naar positieve en negatieve ervaringen van tutoren/tutees met betrekking tot het tutorlezen en naar wat er beter zou kunnen (Peeters, 2002).

De in de vorige paragraaf besproken leeskaart kan gebruikt worden om het tutorlezen aan het einde van een periode (6-8 weken) in een teamvergadering te evalueren met de betrokken collega"s. Afhankelijk van de leesresultaten van de tutees en de motivatie van tutees/tutoren wordt besloten of er met de begeleiding doorgegaan of gestopt moet worden (Peeters, 2002). Klaassen (1999) adviseert een evaluatiebijeenkomst voor alle tutoren/tutees en de betrokken leerkrachten te organiseren. De leerlingen die mogen stoppen met tutorlezen krijgen op deze bijeenkomst een certificaat uitgereikt.

Tot slot

Ik hoop dat de tips en adviezen uit mijn onderzoek u zullen helpen bij het opzetten van en/of optimaliseren van het tutorlezen.

Veel succes!